9 x stop hiermee - bij bewonersparticipatie

Begin van deze eeuw (haha) was ik de eindredacteur van het GSB|blad, het magazine over het grotestedenbeleid. In 2003 schreef ik een artikel over bewonersparticipatie met daarin de negen ‘faalfactoren’. (Blijkbaar was ik ook toen al geïnteresseerd in waar we maar eens mee moesten stoppen.) Ik deel dit artikel zo nu en dan in pdf, en besluit het nu maar eens goed leesbaar hier te delen. Want helaas is het nog steeds actueel.

Lessons learned in contact tussen bestuur en burger

Negen keer: dat nooit meer!

Met welke goede voorbeelden van bewonersparticipatie en interactieve beleidsvorming kan het GSB|blad de doorgewinterde GSB’er nog verrassen? Daarom in dit artikel de faal-factoren. Interactie tussen bestuur en burger in negen ‘lessons learned’. Onder het motto: dát nooit meer!

1. Onvoldoende aandacht voor werving

Alleen een oproep in een wijkkrant of foldertje is gewoon niet voldoende als je interactie wilt met een buurt. Vooral persoonlijke contacten zijn belangrijk. Boor bestaande netwerken aan, sluit aan bij bestaande initiatieven in een wijk. En zoek vooral hard naar die bewoners die nog nooit iets in de wijk hebben gedaan. Zoek ook bewust eens andere groepen op (jongeren, ouderen vrouwen, allochtonen [Artikel is uit 2003, MvdB]). Probeer de inzet van alleen ‘beroepsburgers’ te voorkomen.

2. Verkeerde timing, laat resultaat

Ben je te laat, dan zijn de meeste plannen al in kannen en kruiken en is participatie een wassen neus. Maar door bewoners te vroeg te mobiliseren, kun je ook een hoop credits verliezen. Neem een groep jongeren die graag een skatebaan willen. Zodra je die jongeren erbij betrekt, geef je ze het idee dat die baan er snel komt. En zo’n proces duurt lang. De jongens die het skatepark op de West-Blaak in Rotterdam initieerden, waren bijkans uit hun skates gegroeid tegen de tijd dat het park er was.

Buurtbewoners hebben geen begrip voor de lange processen van besluitvorming van een gemeente. Voor er daadwerkelijk een spade in de grond steekt, ben je vaak maanden verder. Als je als gemeente weet dat (kleine) successen net snel geboekt zullen worden, bereid de buurt daar dan op voor. In Den Bosch hebben ze voorafgaand aan een participatietraject een cursus ‘zo werkt de gemeente’ gegeven. Een gewaarschuwd burger telt immers voor twee! En een tip van de Rotterdamse skaters: zorg dat je het politieke en ambtelijke spel gespeeld hebt, en dat je geld hebt, voor je jongeren erbij betrekt. Zij kunnen dan voor een goede uitvoering zorgen (Onze Buurt Aan Zet!).

3. Te hoge verwachtingen creëren

Niet alles wat deelnemers in een interactief proces te berde brengen, is mogelijk. Vanaf het begin moet duidelijk zijn wat er kan, waar geld voor is, wat de te nemen beslissingen zijn. En die communicatie moet blíjven plaatsvinden. Hier geldt eens te meer: zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Wees dus duidelijk en direct in alle stadia.

4. Ouwe koeien wegwimpelen

De gemeente komt nooit voor het eerst in de wijk. En vaak hebben buurtbewoners nog wel iets te zeggen over eerdere werkzaamheden in de buurt. Het slechtste dat je kunt doen, is die kritiek weerleggen met feiten en procedures van professionals. Dit werkt bijna altijd averechts. Dienstverlenende organisaties moeten erkennen dat bewoners deskundig zijn over de eigen leefomgeving en dat burgers vaak terecht iets te klagen hebben. Erken die ouwe koeien, dus, en veeg niets van tafel. De Rotterdamse Stadsetiquette-bijeenkomsten begonnen bijvoorbeeld met een ‘klaagmuur’.

5. De backoffice niet in de wijk aanwezig

Hoe stem je de backoffice af op wijkgericht werken? Dat was de vraag bij het Kombi-project in Enschede. De bewoners en de ambtenaren die het directe contact hadden, namen daar het voortouw, de vakdiensten volgden. Geheel conform de gedachte van het wijkgericht werken, dat zeker. Maar het leidde op bepaalde momenten wel tot fricties tussen frontoffice (de bewoners en hun contactpersonen in het apparaat) en backoffice (vakdiensten). Door vertegenwoordigers van de vakdiensten zitting te laten hebben in de projectgroep die in de wijk aan de gang is gegaan, zijn deze fricties tot een minimum beperkt gebleven. Haal de backoffice naar voren, dus.

6. Niet zeggen wat je doet

Laat resultaten niet in de krochten van het ambtelijk apparaat verdwijnen. Terugkoppeling is essentieel voor goede participatie. Vier successen! Niet alleen voor het proces van dit moment, maar juist ook voor dat van morgen. Belangrijk is ook dat je laat weten wat er met plannen uit de wijk gebeurt die níet uitgevoerd worden. Is dat werk voer voor de bureaula geweest, of komt het op een ander moment nog terug? Plan goed, houd mensen op regelmatige basis op de hoogte. ‘Geen bericht is goed bericht’ is niet de manier: laat het mensen ook weten als er een tijd geen vooruitgang is geweest of lijkt te zijn, en leg uit hoe dat komt.

7. Burgers benaderen als tegenstanders

In de ivoren toren van de bestuurskamer kun je het belang van betrokken bewoners makkelijke gaan beschouwen als tegengesteld aan het collectieve belang. De burger als tegenstander die moet worden overtuigd. Die houding sijpelt door in het gesprek met de burger. En de onbalans tussen bestuur en burger maakt een volwassen gesprek toch al moeilijk… Mensen die zo worden benaderd, schieten als vanzelf in de rol die ze stiekemweg wordt toebedacht. Die van tegenstander. Praat daarom ook onder bestuurders en ambtenaren niet anders dan met respect over burgers.

8. Inpakkende procedures

Wat doe je met commentaar van bewoners? Mogen zij hun zegje doen en is het daarna weer aan de professionals? En wat nu als bewoners het niet eens zijn met het resultaat? Niets is immers frustrerender dan je bezwaren mogen uiten en uiteindelijk met diezelfde bezwaren blijven zitten. En dat er dan iemand zegt: ‘maar je hebt je bezwaren toch mogen uiten?’ Bedenk dus van tevoren wat je met negatief commentaar doet. Inspraak vooraf moet immers niet betekenen dat de invloed van burgers achteraf minder wordt. De procedure moet de burger niet inpakken. Een besluit waarover je hebt meegedacht, is immers niet altijd jóuw besluit. En burgers die zich de mond gesnoerd voelen over het eindresultaat, daarmee is het kwaad kersen eten…

9. Geen draagvlak, geen geld, geen tijd

Politieke steun, voldoende geld en een lange adem: als die zaken ontbreken, krab je dan nog eens goed achter de oren of je burgers wel moet betrekken bij beleid maken. Interactief beleid maken heeft alleen echt zin als de politieke en ambtelijke wil en het draagvlak - en dus het geld - er is, van hoog tot laag.

En tot slot tip 10 :)

Schermafbeelding 2021-05-27 om 10.23.02.png
Vorige
Vorige

Geen democratie zonder politiek. Ook niet in de regio’s

Volgende
Volgende

Participatie meer en vaker? Weeg het af.