Modellenmacht

Voor de luisteraars van het luisterboek van De beleidsbubbel op deze pagina de plaatjes uit het stuk ‘Modellenmacht’

Modellenparade

Modellen zijn abstracties: vereenvoudigde weergaven van een deel van de werkelijkheid. De statisticus George Box zei ooit: ‘In wezen zijn alle modellen verkeerd, maar sommige zijn nuttig.’ Ze kloppen niet omdat het altijd vereenvoudigingen zijn, en ze kunnen nuttig zijn omdat we er iets mee kunnen. Denk maar aan een landkaart. Maar natuurlijk is er altijd discussie mogelijk over modellen. Die discussies gaan soms over het model zelf. Bevat het misschien tegenstrijdigheden waardoor je er niet goed mee kunt werken? Zit er gewoon te veel informatie in? Of is het niet goed te begrijpen? Dat zijn zinnige discussies. Ook is het zinvol om te praten over de reikwijdte van een model: wat laat je in je vereenvoudiging buiten beschouwing? In een modelletje voor het beter begrijpen van de relatie tussen slagkracht en legitimiteit is inderdaad geen ruimte voor empathie en het leven zelf. Zonder nu het leven zelf meteen te willen bagatelliseren, is het natuurlijk wel de vraag: is dat erg? Wat zou het opleveren als ik een poging ga doen om het erin te proppen? Of hoe houden we voor ogen dat het leven zelf noch empathie in dit model te vinden zijn?

Abstracte weergaven van onze werkelijkheid maken, dat is volgens mij iets wat bij ons mensen past. Denk maar aan de prehistorische grottekeningen in Altamira van vijftienduizend jaar geleden, die op Borneo en Sulawesi van veertigduizend jaar geleden en ongetwijfeld zullen we ooit ergens op het Afrikaanse continent weer nóg vroegere voorbeelden van complexe picturale kunst ontdekken. We hoeven er dus geen punt van te maken dat we er in onze organisaties op los modelleren. Een organogram als je iets wilt zeggen over de hiërarchie, iets met pijlen als je iets wilt duidelijk maken over een of ander proces of iets met cirkels die overlappen als je wilt kijken hoe allerlei waarden toch tegelijk kunnen bestaan en wat die meervoudigheid oplevert. Om er maar drie te noemen.

Voorwaarde is natuurlijk dat we steeds weer afdalen uit onze abstracties en generaliseringen om het bewijs voor hun werking te halen uit de werkelijkheid. Want modellen zijn vehikels om het preciezer over de wereld te kunnen hebben en het ons mákkelijker te maken. Niet om in de plaats te komen van de werkelijkheid en die dan te verwijten dat hij net niet past. In een onderzoek naar groenbeheer vroeg ik iets over een onbegrijpelijk stroomschema. ‘Dat is gewoon assetmanagement’, was het antwoord. Gebouwen, computers, bruggen en struiken: allemaal assets. Het stadspark en het ‘serverpark’ zitten in hetzelfde model. Dat stadsnatuur zich nu moet gedragen als een laptop om erin te passen, werd niet echt als probleem gezien. De beheerder van de perken heette inmiddels assetmanager groen.

Modellen en hun talige zusje metaforen sturen ons denken over de wereld. De keuze voor een model, bepaalt de kijk. Degene die het model maakt of een model kiest, bepaalt hoe we vervolgens naar de werkelijkheid kunnen kijken. Het model is immers een denkkader over onderlinge verhoudingen, een volgorde waar we op letten en nadruk op leggen, wat we buiten en wat we binnen beschouwing laten. Ik wil daar graag en vaak over in gesprek want we moeten belemmerende modellen en taal aanpassen zodat ze ons mensen beter passen. En vooral: je moet zelf je eigen modellen maken die jou en jouw gemeenschap passen. Zeggenschap over de modellen, dus. Dat is wat ik bedoel met: modellenmacht.

Ik verzamelde een heleboel modelletjes die ik de laatste jaren bij de overheid de revue zag passeren. Van de hoeveelheid werd ik eerst een beetje lacherig. Maar uiteindelijk kreeg ik er wel lol in om te kijken wat deze modellen allemaal met het denken doen. Passen ze bij waar ik het over wil hebben? Welke helpen, welke niet? Wat zegt het model over onze kijk op de werkelijkheid – en kun je daar dan weer een modelletje van maken ...?

Laat je er niet te veel door overweldigen: de parade laat vooral zien dat je met modellen kunt spelen. Moet spelen. Mark van Twist heeft de fijne term ‘wegwerpmodelletjes’. Je moet ze niet te serieus nemen en ze alleen gebruiken als ze adequaat zijn. Benut ze vooral om je eigen modellenmacht te vergroten: maak ze zelf. Vraag je vaker af: is dit wel een tegenstelling (en moet of kun je kiezen)? Of is het meer iets op een spectrum (en waar zit ik dan)? Of moeten we er toch een assenstelseltje van maken? Of heel iets anders. Helpt het model om een scherpere, preciezere blik te krijgen op wat in onze ogen aan de orde is? Helpt het ons kortom om de complexe werkelijkheid te ontrommelen, op dit moment en voor deze situatie?