Begin ergens!

Essay met Marit Overbeek, uit de bundel 'Het nieuwe stadmaken' (2015)

Hoe doe je dat, met initiatiefnemers in je eigen stad gezamenlijk optrekken, dingen veranderen met of zonder overheid en marktpartijen? Wat vraagt dat van de lokale overheid? En hoe ziet de volgende fase van lokale ruimtelijke initiatieven eruit? Om deze vragen te beantwoorden brachten Simon Franke, Frans Soeterbroek en Jeroen Niemans mij in 2015 met Marit Overbeek in contact. We voerden een gesprek over het nieuwe stadmaken, dat als essay in de gelijknamige bundel is verschenen. 

OmslagStadmaken-website.jpg

Marije van den Berg was in 2010 de tweede voorzitter van Stadslab Leiden en zat bijna vijf jaar in het bestuur. Marit Overbeek zette met andere initiatiefnemers een jaar geleden de zwerm initiatiefnemers Utrechtse Ruimtemakers op. Marit is nieuwsgierig naar de lessen uit Leiden en Marije naar de manier waarop ze in Utrecht invloed krijgen op het ‘grote geld’ en de macht van vastgoedmannen.

Marije Eigenlijk willen de samenstellers van deze bundel natuurlijk dat wij onze ‘geheimen’ delen, onthullen hoe dat nou werkt, mensen zich ergens vrijwillig voor laten inzetten.

Marit Maar zo ingewikkeld is het niet. Het ontstaat spontaan: je woont ergens, je ziet dat er dingen missen of beter kunnen in je buurt, en als je er ruimte voor hebt, pak je dat op en voor je het weet, sta je met je buurtgenoten op je vrije avond te tekenen of te schoffelen. Logisch, als bewoner zie je meteen wat voor ‘programma’ er nodig is en weet je ook gemakkelijker draagvlak in je buurt te realiseren voor veranderingen. Gemakkelijker dan een ambtenaar achter een tekentafel op een stadskantoor.

Stage lopen bij je buren

Marije Paarlen voor de zwijnen dus, als wij moeten uitleggen hoe een burgerinitiatief werkt aan mensen die dat niet snappen. Want dat betekent dat je echt nog nooit, zelf, als bewoner/burger/inwoner/mens iets vrijwillig hebt gedaan in je eigen straat, buurt of stad. En ik pas ervoor aan mensen die daar geen ervaring mee hebben te vertellen hoe dat werkt en voelt. Volgens mij wordt deze bundel vooral gelezen door ‘ruimtelijke professionals’. Aan die professionals die zelf initiatieven ontplooien of meewerken aan dingen in hun eigen omgeving, hoeven wij niets te vertellen over de ins en outs daarvan. Die kennen dat wel. En als het je allemaal vreemd is, vrijwillige burgerinzet, doe dan maar eens wat praktijkervaring op, want van papier leer je niet hoe het werkt. Ga maar stage lopen bij je buren.

Marit De samenstellers willen ook weten of het onze drijfveer is een logische plek voor de bewoner te vinden in gemeentelijke plannen. Nou, zo begon het niet. Met twee buurtgenoten wilde ik een wandel- en fietsbrug realiseren die Rivierenwijk, waar we wonen, verbindt met de voorzieningen en het groen van Rotsoord. Deze Rotsoordbrug is enthousiast ontvangen, en leidde tot een toezegging voor ambtelijke ondersteuning bij het onderzoeken van de haalbaarheid ervan. Alleen waren de ambtenaren zelf er niet klaar voor. Burgers die iets bouwen in de openbare ruimte? Niet alleen gingen we op hun stoel zitten, ze kregen geen extra uren, en moesten ze nu energie steken in een of andere bevlieging? Na een jaar hadden we dus nog de kaders voor een brug niet duidelijk.

Toen een mede-initiatiefnemer zijn hart hierover luchtte tegen andere Utrechtse actievelingen, bleken die precies dezelfde ervaringen te hebben. Met welke ambtenaren valt nu wél samen te werken, vroegen we aan elkaar. Om die kennis te delen, organiseerden we een bijeenkomst voor Utrechtse initiatiefnemers en ter plekke waren de Utrechtse Ruimtemakers geboren.

Marije Onze oprichter, Jeroen Maters, is initiatiefnemer van het Singelpark. Dit zou het langste stadspark van Europa kunnen worden, 6,4 kilometer. Met allerlei economische voordelen: inkomsten uit toerisme, hoe groen in de buurt de waarde van vastgoed doet stijgen et cetera. Allemaal waar, maar het idee ontstond omdat hij met zijn kinderen een rondje rond de binnenstad van Leiden wil kunnen skaten of schaatsen. Stadslab is uit dezelfde energie ontstaan: wat zou het mooi zijn als we de creativiteit, kennis en liefde voor de stad van veel meer mensen aanboren om de stad leuker en beter te maken?

Die liefde voor de stad en wat daarin nog te ontdekken valt, sprak me aan. Dat is mijn drijfveer: ik vermoedde, nee, wist dat er ontzettend veel moois nét onder de oppervlakte ligt in onze gemeenschap en dat wil ik aanboren. ‘Ruimte voor initiatiefnemers in het overheidsapparaat’ is geen motief, maar een voorwaarde om dat moois te kunnen benutten. De werkwijze van traditionele instituten zorgen voor belemmeringen en die wil ik uit de weg ruimen. Maar altijd om mijn eigen stad leuker te maken.

Grote broek aantrekken

Marit Om elkaar te helpen een initiatief te realiseren, begonnen wij collectieve doelen te stellen. Zoals meer invloed voor initiatiefnemers in het maken van de stad. Daarvoor moesten we tegen bestaande systemen gaan duwen: zowel tegen hoe de gemeente werkt als tegen de manier waarop de gebouwde omgeving tot stand komt: dus tegen vastgoedeigenaren en ontwikkelaars. En ja natuurlijk, met een collectief bereik je meer dan als individueel initiatief, dat merkten we meteen.

Marije De kracht van het collectief! Dat maakt ook Stadslab zo succesvol. Het is een kanaal voor ideeën, en een ‘label’ of ‘merk’ voor burgerinitiatieven. Ontstaan uit allerlei ideeën in 2009 waaruit meteen allerlei projecten volgden. Ik noem Stadslab altijd een ‘paraplu’, maar dat was vooral een paraplu voor ideeën, pas later kwam de invloed op de gemeente erbij. Eerst moesten we veranderen ‘dat er nooit wat kon in Leiden’. Zelf sterk worden. En dat is gelukt.

Marit Wij gingen meteen met die gemeente aan de slag. We schreven drie maanden na oprichting een Stadmakersparagraaf voor het nieuwe collegeakkoord, waarin we uiteenzetten hoe volgens ons de verkiezingsslogan ‘Samen maken we de stad’ kon worden waargemaakt. En om die te presenteren, hackten we een raadsinformatieavond. We trokken dus een grote broek aan. Maar hij blijkt ons best te passen! Ineens waren we een ‘begrip’, zowel bij het nieuwe college als in de rest van de stad.

Nooit vormvast worden

Marije Belangrijk bij Stadslab is dat we nooit vormvast zijn geweest. Lastig, maar ook onze kracht. We kiezen vormen die passen bij doelen of projecten. Soms een brainstorm, dan weer een speeddate, iets met een kampvuur, een Pecha Kucha, animatiefilm, blogs, een website, samen met ondernemers of juist in een buurt of met een school. Basis is steeds onze ambitie voor de stad. Maar onze vormen, bijvoorbeeld hoe en waarover we bij elkaar komen, en zelfs dat van Stadslab zelf, mag steeds ter discussie staan. Arian van Rijssen, onze huidige voorzitter, noemt dat ‘Barbapapa’. Zelfs als Barbapapa een brug is, is hij nog Barbapapa.

Marit Ook de Utrechtse Ruimtemakers willen zich niet vastleggen op een organisatievorm. Wij noemen onszelf een ‘zwerm’, waarin iedereen die ook ‘ruimte wil maken’ mee kan vliegen, soms vooraan, soms achteraan.

Hoe? Elke keer anders

Marije Het mooie is: de hoe-vraag was nooit een probleem. Niet weten hoe je iets voor elkaar krijgt, hoort er immers bij in een laboratorium. Startpunt was: een zieltogende Breestraat. Ons gedroomde eindpunt: een heerlijke straat waar je graag wilt zijn. De weg ernaartoe ontstaat dan werkendeweg.

Marit Klopt. Elke gebeurtenis in Utrecht kan tot een nieuwe actie leiden. Zoals toen we erachter kwamen dat de gemeente een vastgoeddiner hield op de EXPO Real-beurs in München om buitenlandse beleggers te interesseren voor woningbouwprojecten. Hoe rijmt dat nou met het beloofde ‘Samen de stad maken’? Dus organiseerden we ons eigen Utrechts vastgoeddiner, dit keer mét initiatiefnemers!

Marije Ja! Zo werkt het! Je komt iets tegen en werkt van daaruit weer verder. Zo zou je ook de stad kunnen maken trouwens.

Marit Organische stadsontwikkeling lijkt helaas buiten bereik. Talloze voorbeelden in Utrecht bewijzen dat de inrichting van de stad steeds vaker aan marktpartijen wordt overgelaten. Aan de decentralisatie van de zorg heeft de gemeente zijn handen vol. Voor de fysieke ruimte is er minder aandacht. Tegelijkertijd trekt de vraag naar woningen in de steden aan en staan traditionele partijen in de bouwketen te trappelen om die op de bekende wijze en met de oude verdienmodellen te realiseren. En als het bouwen van woningen politiek goed scoort, waarom zou je het dan niet lekker aan hen overlaten? De gemeente Utrecht laat zich door die commerciële partijen gemakkelijk versieren. Veeg teken is hun trip naar die Duitse vastgoedbeurs met een bidbook, gevuld met plekken voor woningbouw.

Dat er op die plekken allang levendigheid is en activiteiten plaatsvinden, georganiseerd door bewoners of lokale ondernemers, lijkt de gemeente totaal te ontgaan. Het is niet zo dat bewoners tegen de komst van nieuwe woningen zijn, het is de manier waarop deze tot stand komen: buiten hen om en puur rendementsgedreven. Keuzes voor ontwikkelaars worden nooit beargumenteerd. Daarbij hebben buitenlandse beleggers geen enkele binding met de plek. Zo’n belegger kan daardoor iets neerzetten wat misschien tien jaar goed werkt, maar niet voor de eeuwigheid.

Marije Dát kunnen bewoners zelf net zo min, vrees ik. Maar dan zijn ze er tenminste zelf bij als we het moeten aanpassen. Met je ruimtelijke ingreep moet je het bestaande weefsel dus zo veel mogelijk in stand houden en waar mogelijk versterken. En dat gaat ook om de vraag; wie verdient eraan en hoe zit het met ‘eigenaarschap’ op lange termijn? Daarom moet je het maken van de stad niet aan sprinkhanen overlaten, die ergens neerstrijken, alles opeten en weer verder trekken.

Eerlijk zijn over geld

Marit Ik vind het jammer dat de waardecreatie die bewoners en lokale ondernemers die nu in hun eigen buurten actief zijn met programmeren, bouwen en verbindingen leggen, nergens wordt meegenomen, zichtbaar gemaakt of verzilverd.

Marije We doen onszelf tekort door woorden te gebruiken als ‘echte waarde’. Daarmee draaien we om de hete brij van het geld heen. Want het gaat om geld én om investeringen op korte en lange termijn. Afwegingen rond wonen zijn altijd (ook) afwegingen rondom geld en grote belangen.

Buurten, gemeenschappen en straten zijn als konijnen. Je hebt ze niet met één keer voeren voorgoed aan de praat, je moet ze blijven verzorgen. Sprinkhanende projectontwikkelaars doen dat niet. Zij werken aan een wijk die financiële winst oplevert voor henzelf en vertrekken dan. Met meenemen van die winst.

Bewoners blijven de wijk verzorgen, omdat ze er zelf wonen, maar doen dat op hun eigen manier en in hun eigen belang. Maar laten we wel wezen: wonen en bouwen kost veel geld, en grote investeringen doe je niet ineens met een leuk clubje buurtbewoners.

Terwijl bewoners die grote investering vooraf niet kunnen doen, doen projectontwikkelaars dat verzorgen (en dus investeren) op lange termijn onvoldoende.

Die twee belangen kunnen beter in balans zijn. Inzicht in hoeveel en hoe geld rond stroomt in een wijk, is daarbij essentieel. Informatie daarover verzamelen en delen met bewoners kan een rol zijn van de gemeente.

Niet willen paren

Marit Hoe kun je als initiatiefnemers gelijkwaardig opereren aan overheden en andere marktpartijen? Dat is voor ons de hamvraag. Ons oprichtingsmotto was: we doen het zelf wel. We willen in Utrecht een partij zijn waar de gemeente niet omheen kan en organiseren en bedruipen onszelf. Helaas heb je voor veel zaken toch de gemeente nodig. Soms om henzelf in beweging te krijgen, soms voor vergunningen of als partner in de contacten met vastgoedpartijen.

Marije Zie je die relatie als een zwaktebod? Als iets wat ‘jammer’ is?

Marit Jammer is niet het goede woord. Maar je moet die gelijkwaardigheid echt bevechten. De Utrechtse Ruimtemakers zijn vanaf het begin door gemeente en ambtenarenapparaat omarmd en uitgenodigd input te geven: van een Kompas voor initiatieven tot de Stadsmakelaar, van de initiatievenkaart Wij Maken Utrecht tot het festival Utrecht Maken we Samen. Ze wilden eigenlijk al paren voor we volwassenheid hadden bereikt.

Voor je het wist moest je meedenken over routes, schema’s en organogrammen. Dan is de energie weg. En de gemeente is gulzig, zij willen ons meenemen in hún organisatie. Maar om ons doel te bereiken is een cultuuromslag nodig, bij zowel wethouders als hoofd Grondzaken. Dus moet je de gemeentelijke werkwijze af en toe kunnen bekritiseren. Want individuele initiatiefnemers lopen nog dagelijks tegen muren op en de gemeente betrekt bewoners nog altijd niet bij grootschalige ontwikkelingen in de eigen buurt.

Lekker grillig zijn

Marije Dat aantrekken en afstoten is in Leiden ook voelbaar. De ene keer wil je innig samenwerken, ben je vereerd met een vraag of verzoek om hulp. De andere keer krijg je ineens de kriebels van die afhankelijkheid, voorwaarden of regels, wil je nergens rekening mee houden en meteen aan de slag zonder gedoe. Wij ‘gewone mensen’ mogen dat. We mogen inconsequent zijn, niet luisteren, op basis van buikgevoel dingen doen. De gemeente mag die grilligheid niet vertonen, moet helder, consequent en zonder willekeur opereren.

Dat maakt samenwerken ingewikkeld. Alleen mag de gemeente niet van ons eisen dat we ons net zo institutioneel gedragen als zij. En andersom mogen we niet van hen eisen dat ze zich zo menselijk gedragen als wij. Want dan snapt niemand meer hoe de overheid werkt. Volgens mij is onze uitdaging de overheid en de markt te ontrommelen en verhelderen. Zelfs de wethouder en het raadslid snappen allerlei bestuurlijke constructen in de ruimtelijke ordening niet meer. Hoe kun je er als inwoner dan iets van vinden of er invloed op krijgen? Helemaal als die constructen gebakken worden op een Duitse vastgoedbeurs?

Marit En die overheid is meer dan ambtenaren alleen. Nu wordt alleen de ambtenaar geacht initiatiefnemers te omarmen, te faciliteren en ‘los te laten’, maar zijn werkomgeving verandert niet.

Marije Noch de opdracht die hij krijgt. We zoeken en vinden de veranderingsopgave nu in de interactie tussen ambtenaar en burger. Met wijkmanagers, initiatievenmakelaars, leuke stedenbouwers en landschapsarchitecten doen we ervaring op met het gezamenlijk vormgeven van beslissingsstructuren.

Maar gemeentebestuurders moeten een grotere verantwoordelijkheid nemen voor het lokale democratische systeem. Samen met burgers nieuwe, passende beslissingsstructuren ontwerpen. En niet wegrennen van die institutionele soep naar de netwerksamenleving, waar het tenminste leuk is, of naar de markt, waar de waardes tenminste gemakkelijk meetbaar zijn.

Bekend en bemind maken

Marit In de huidige netwerksamenleving is het voor zowel marktpartij als overheid toch gemakkelijk die mensen te vinden die zich daarbij betrokken voelen? Of die mensen met kennis en ervaring uit te nodigen aan de tafel waar beslissingen over hun buurt of plek worden genomen?

Om die mensen zichtbaar te maken organiseerden we in Utrecht vorig jaar ons eigen vastgoeddiner. We zetten wethouders, ambtenaren Grondzaken en ontwikkelaars aan tafel met bewoners, lokale ondernemers en initiatiefnemers. Om dat bidbook aan de kaak te stellen en een eerlijke manier van stadmaken te laten zien.

En je zag dat er tussen projectontwikkelaars nieuwe stijl en ‘ruimtemakers’ vonken oversloegen. Ze herkenden in elkaar de liefde voor een bepaald gebied en voor iets willen maken wat de tand des tijds doorstaat, op een manier waarbij de eindgebruiker vooraan in het proces zit als gelijkwaardige partner. Voor deze ontwikkelaars zijn woorden als co-creatie, uitnodigingsplanologie en crowdbuilding doodeenvoudige begrippen – terwijl sommige ambtenaren met hun oren zaten te klapperen.

Marije Wat cool!

Marit Tegelijkertijd werd tijdens ons diner ook duidelijk dat de grilligheid van burgers/initiatiefnemers geen vertrouwen wekt bij traditionele partijen. Die denken: kun je iets met die mensen, op de lange termijn, blijven ze, of gaan ze weg als het moeilijk wordt?

Marije Als we aan die tafel onvoldoende doorhebben dat financiële en algemene belangen, zeker op de lange termijn, niet altijd parallel lopen, trek je als individuele bewoner altijd aan het kortste eind. Transparantie, over geld en belangen bijvoorbeeld, is essentieel voor meer democratie. Samenwerkingen waarbij bewoners leveren en ontwikkelaars cashen zijn ook geen lang leven beschoren. Daarop zou de gemeenteraad kunnen toezien: de machtsbalans in de gaten houden en onmachtigen versterken.

Marit Goed punt! Als je nu aan ambtenaren of wethouders voorstelt met vastgoedpartijen of grondeigenaren te praten over hoe bewonersinbreng kan worden geborgd, krijg je nul op het rekest. Terwijl: controle op hoe stadsinrichtingsprocessen verlopen, is wel degelijk hun pakkie-an.

Probleem is dat die verrommeling van markt en overheid dan keihard aan het licht komt. Gemeentes spelen soms zelf voor projectontwikkelaar en willen maximale grondopbrengsten binnenhalen. Daarom gaan ongelijkwaardige deals gewoon door. Niet gek, als je weet dat gemeentes bijna geen ander verdienmodel hebben. Lokale belastingheffing wordt steeds vaker genoemd als middel voor steden om eigen inkomsten te vinden buiten grondopbrengsten, maar zo’n maatregel scoort politiek natuurlijk helemaal niet.

Welke pet draag jij vandaag?

Marije Mijn handen jeuken, maar in Leiden heb ik misschien te veel profiel om daar neutraal mee aan te slag te kunnen. Ik voel me toch vaak dat ‘oud-raadslid die vóór de tram was’. Daarom richt ik me in mijn zoektocht naar lokale democratische vernieuwing vooral op andere gemeenteraden, zodat ik geladen met allerlei voorbeelden van elders terug naar mijn eigen stad kan komen.

Marit Je bent als mens toch niet alleen dat ex-raadslid, net zomin als ik alleen ‘bouwjournalist’ ben? Dat gedoe over die ‘petten’… Zo mag een architect die voor zijn eigen wijk een brug bedenkt, als bewoner niet die kennis van zijn werk meenemen. Dan is hij iemand die een ‘opdrachtje wil binnenhalen’.

Marije Herkenbaar! Jongleren met petten is in de institutionele wereld moeilijk. Da’s grillig en niet duidelijk. Wij burgers zien onze eigen complexiteit als een bron van mogelijkheden, niet als probleem. Voor ons zijn omgeving, informatietechnologie, instituties en marktpartijen middelen om productief te zijn.

Achter die veroordeling, ‘een opdrachtje’, gaat een wereld van belangen en beweegredenen schuil. Die liggen niet expliciet op tafel, maar komen gaandeweg ineens omhoog. Om dat te voorkomen moet je, daar is ‘ie weer, nadenken over de governance ervan. Wie beslist wat op welk moment en wie praat mee over die spelregels? Dat ‘metagesprek’ voeren we niet, maar we zien er wel de wrange effecten van: wantrouwen, gekke besluiten, ophef.

Marit Tja, met zo’n metagesprek kun je politiek ook niet scoren. De gemiddelde kiezer begrijpt dat niet. Sterker nog, het gemiddelde raadslid ook niet. Waar ik bang voor ben, is dat zo’n metagesprek leidt tot onderzoeken, rapporten en papier, met aanbevelingen en lessen. Want pas als het op papier staat, is het waar, zei jij treffend. Ik vraag me af of je hiermee niet gewoon op lokaal niveau kunt experimenteren? Kijken wat er goed gaat en wat niet? Het de ene keer zo proberen en de andere keer zo?

Marije De vraag stellen is hem beantwoorden… Wat denk jij?

Ik zie dat wel zitten!

Marit Staat mij wel aan. Met het risico dat als iets fout gaat, je er als gemeenteraad én initiatief op wordt afgerekend. So be it. Hopelijk heb je dan de weg geëffend voor volgende initiatieven of experimenten.

Juist in buurten en misschien zelfs straten kun je dit soort democratische experimenten uitvoeren. De schaal is behapbaar, je kunt gemakkelijk de betrokken mensen vinden, en samen spelregels maken voor dat ene experiment. Geslaagde pogingen kunnen een aanstekelijk effect hebben op andere straten en buurten – mits ze goed worden gedocumenteerd. En dat hoeft niet op papier, kan ook op video!

Samen belangen afwegen, transparant zijn over elkaars motieven, rollen en petten. Ja, ik zie dat wel zitten!

Marije Dan bakken we dus op deze manier de nieuwe democratie, voor een ruimtelijke ordening die beter past bij ons burgers.

Marit We weten niet hoe het moet, maar wel wat we willen!

Marije Dat heb ik eerder gehoord.

Als je een schip wil bouwen,
roep dan geen mannen bij elkaar om hout te verzamelen, het werk te verdelen en orders te geven.
In plaats daarvan, leer ze verlangen naar de enorme eindeloze zee.

— Antoine de Saint-Exupéry

 

Stadslab Leiden zorgt sinds 2009 voor ontmoetingen, plannen en projecten voor een leuker Leiden. Stadslab verzilvert de kennis en creativiteit van Leidenaren in talloze kleine en grote stadsprojecten – van een zieltogende centrale straat, tot kunst in leegstaande etalages, van de Podium Pitch tot een Pleinen-boek en het Singelpark. Ook is Stadslab initiatiefnemer van de Stadstijgers, een projectweek voor stadmakers op de middelbare school.
Sinds 2013 werken de Utrechtse Ruimtemakers aan meer invloed, ruimte en verantwoordelijkheid voor initiatiefnemers en aan meer betrokkenheid van inwoners bij het maken van Utrecht. Dat doen ze onder andere door kennis te delen en krachten te bundelen, via een initiatievencafé of vastgoeddiner, via het aanbieden van een collegeparagraaf of het organiseren van een dialoog tussen gemeente en initiatiefnemers over financiering voor initiatieven of right to challenge en als initiators van 
Stadsinitiatief Utrecht, de leer-werk-plek van het samen stad maken.


Het artikel dat u zojuist heeft gelezen is onderdeel van de publicatie:
Het nieuwe stadmaken – Van gedreven pionieren naar gelijk speelveld
Redactie: Simon Franke, Jeroen Niemans, Frans Soeterbroek
ISBN 978-94-92095-05-3

Deze essaybundel is een uitgave van trancityxvaliz i.s.m. Platform31 en Jaar van de Ruimte. Het thema van het boek is de sterke groei van lokale initiatieven in de leefomgeving. Dat gaat van gebruik van leegstaande gebouwen tot stadslandbouw op braakliggende terreintjes tot organische gebiedsontwikkeling. Aanvankelijk waren het vaak tijdelijke projecten in de pauze van de ruimtelijke ontwikkeling, veroorzaakt door de economische crisis. Maar burgers en professionals ontdekken hoe leuk het is om zelf je leefomgeving vorm te geven – je eigen woning, je eigen buurthuis, je eigen sociale onderneming – om zelf de stad te maken. Nieuwe energie komt vrij, bewoners nemen het publiek domein in bezit, publieke waarden zijn belangrijker dan zo veel mogelijk geld verdienen, nieuwe vormen van collectieve samenwerking ontstaan.

Vorige
Vorige

Pleidooi voor grilligheid

Volgende
Volgende

Een slotgracht vol frontliniesoep